Is de gemeente de bruid?

Door Jaap, die dit artikel geschreven heeft, en Jolande, die de meeste voorstudie gedaan heeft.

Een vaak gehoorde uitspraak is dat de éne universele Gemeente van Jezus Christus, die ook wel lichaam van Christus wordt genoemd, de Bruid is die op haar Bruidegom wacht.

Sinds mensenheugenis is het goed gebruik voor echtelieden dat zij ‘onbevlekt’ in het huwelijksbootje stappen. In afwachting van de gemeenschap (eenwording) die komen gaat. Een bruid, noch een bruidegom wordt geacht al gemeenschap te hebben. Dat zou namelijk wachten tot na de huwelijkssluiting. Dat de praktijk in onze tijd dikwijls anders is, doet niets af aan dit gegeven.
Van het hoogste belang is, dat wanneer we willen weten hoe het werkelijk zit, in plaats van onze romantische ideeën en verwachtingen, in de eerste plaats de Bijbel te laten spreken. Ik maak gewoontegetrouw gebruik van de Statenvertaling.

Wat wordt er over gezegd. Waar is er zoal sprake van een bruid, een bruidegom, een huwelijk

Het Oude Testament, Israël onder het oude Verbond

Ezechiël 16
Dit is een heel lang hoofdstuk. We kijken naar de verzen 1-15 en 59-63:

1 VERDER geschiedde des HEEREN woord tot mij, zeggende:
2 Mensenkind, maak Jeruzalem haar gruwelen bekend,
3 En zeg: Alzo zegt de Heere HEERE tot Jeruzalem: Uw handelingen en uw geboorten zijn uit het land der Kanaänieten; uw vader was een Amoriet, en uw moeder een Hethitische.
4 En aangaande uw geboorten: ten dage als gij geboren waart, werd uw navel niet afgesneden; en gij waart niet met water gewassen toen Ik u aanschouwde; gij waart ook geenszins met zout gewreven, noch in windelen gewonden.
5 Geen oog had medelijden over u, om u een van deze dingen te doen, om zich over u te erbarmen; maar gij zijt geworpen geweest op het vlakke des velds, om de walgelijkheid van uw ziel, ten dage toen gij geboren waart.
6 Als Ik bij u voorbijging, zo zag Ik u, vertreden zijnde in uw bloed, en Ik zeide tot u in uw bloed: Leef; ja, Ik zeide tot u in uw bloed: Leef.
7 Ik heb u tot tienduizend, als het gewas des velds, gemaakt; en gij zijt gegroeid en groot geworden en zijt gekomen tot grote sierlijkheid; uw borsten zijn vast geworden en uw haar is gewassen, doch gij waart naakt en bloot.
8 Als Ik nu bij u voorbijging, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd der minne; zo breidde Ik Mijn vleugel over u uit en dekte uw naaktheid; ja, Ik zwoer u en kwam met u in een verbond, spreekt de Heere HEERE, en gij werdt Mijne.
9 Daarna wies Ik u met water, en Ik spoelde uw bloed van u af, en zalfde u met olie.
10 Ik bekleedde u ook met gestikt werk, en Ik schoeide u met dassenvellen, en omgordde u met fijn linnen en bedekte u met zijde.
11 Ook versierde Ik u met sieraad, en deed armringen aan uw handen en een keten aan uw hals.
12 Desgelijks deed Ik een voorhoofdsiersel aan uw aangezicht, en oorringen aan uw oren, en een kroon der heerlijkheid op uw hoofd.
13 Zo waart gij versierd met goud en zilver, en uw kleding was fijn linnen en zijde en gestikt werk; gij at meelbloem en honing en olie; en gij waart gans zeer schoon en waart voorspoedig, dat gij een koninkrijk werdt.
14 Daartoe ging van u een naam uit onder de heidenen om uw schoonheid; want die was volmaakt door Mijn heerlijkheid, die Ik op u gelegd had, spreekt de Heere HEERE.
15 Maar gij hebt vertrouwd op uw schoonheid en hebt gehoereerd vanwege uw naam, ja, hebt uw hoererijen uitgestort aan eenieder die voorbijging; voor hem was zij.

—–

59 Want alzo zegt de Heere HEERE: Ik zal u ook doen gelijk als gij gedaan hebt, die den eed veracht hebt, brekende het verbond.
60 Evenwel zal Ik gedachtig wezen aan Mijn verbond met u in de dagen uwer jonkheid, en Ik zal met u een eeuwig verbond oprichten.
61 Dan zult gij uwer wegen gedenken en beschaamd zijn, als gij uw zusters die groter zijn dan gij, met degenen die kleiner zijn dan gij, aannemen zult; want Ik zal u dezelve geven tot dochters, maar niet uit uw verbond.
62 Want Ik zal Mijn verbond met u oprichten, en gij zult weten dat Ik de HEERE ben;
63 Opdat gij het gedachtig zijt en u schaamt, en niet meer uw mond opent, vanwege uw schande, wanneer Ik voor u verzoening doen zal over al hetgeen dat gij gedaan hebt, spreekt de Heere HEERE.

We zien hier dat de Heere (JHWH) het volk had uitgekozen om de Zijne te zijn, in een heel nauwe relatie, namelijk die van man en vrouw! Maar wat gebeurde: Het volk hoereerde, pleegde overspel, was ontrouw…..

Maar ook lezen we meteen al de belofte dat de Heere het hier niet bij zou laten. (:60)

Jeremia 2:1-2
1 EN des HEEREN woord geschiedde tot mij, zeggende:
2 Ga en roep voor de oren van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE: Ik gedenk der weldadigheid uwer jeugd, der liefde uwer ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in onbezaaid land.

Hier zegt de Heere: ik denk terug aan jullie, Jeruzalem, toen ik in ondertrouw was met jullie.

Jeremia 3
1 MEN zegt: Zo een man zijn huisvrouw verlaat, en zij gaat van hem en wordt eens anderen mans, zal hij ook tot haar nog wederkeren? Zou datzelve land niet grotelijks ontheiligd worden? Gij nu hebt met vele boeleerders gehoereerd, keer nochtans weder tot Mij, spreekt de HEERE.
2 Hef uw ogen op naar de hoge plaatsen, en zie toe, waar zijt gij niet beslapen? Gij hebt voor hen gezeten aan de wegen, als een Arabier in de woestijn; alzo hebt gij het land ontheiligd met uw hoererijen en met uw boosheid.
3 Daarom zijn de regendroppelen ingehouden en er is geen spade regen geweest. Maar gij hebt een hoerenvoorhoofd, gij weigert schaamrood te worden.
4 Zult gij niet van nu af tot Mij roepen: Mijn Vader, Gij zijt de Leidsman mijner jeugd?
5 Zal Hij in eeuwigheid den toorn behouden? Zal Hij dien gestadiglijk bewaren? Zie, gij spreekt en doet die boosheden, en neemt de overhand.
6 Voorts zeide de HEERE tot mij in de dagen van den koning Josía: Hebt gij gezien wat de afgekeerde Israël gedaan heeft? Zij ging heen op allen hogen berg en tot onder allen groenen boom, en hoereerde aldaar.
7 En Ik zeide, nadat zij zulks alles gedaan had: Bekeer u tot Mij, maar zij bekeerde zich niet. Dit zag de trouweloze, haar zuster Juda.
8 En Ik zag, als Ik ter oorzake van alles waarin de afgekeerde Israël overspel bedreven had, haar verlaten en haar haar scheidbrief gegeven had, dat de trouweloze, haar zuster Juda, niet vreesde, maar ging heen en hoereerde zelve ook.
9 Ja, het geschiedde vanwege het gerucht harer hoererij, dat zij het land ontheiligde; want zij bedreef overspel met steen en met hout.
10 En zelfs in dit alles heeft zich haar trouweloze zuster Juda tot Mij niet bekeerd met haar ganse hart, maar valselijk, spreekt de HEERE.
11 Dies de HEERE tot mij zeide: De afgekeerde Israël heeft haar ziel gerechtvaardigd, meer dan de trouweloze Juda.
12 Ga heen en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Bekeer u, gij afgekeerde Israël, spreekt de HEERE, zo zal Ik Mijn toorn op ulieden niet doen vallen; want Ik ben goedertieren, spreekt de HEERE. Ik zal den toorn niet in eeuwigheid behouden.
13 Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen den HEERE uw God hebt overtreden, en uw wegen verstrooid hebt tot de vreemden, onder allen groenen boom, maar zijt Mijner stem niet gehoorzaam geweest, spreekt de HEERE.
14 Bekeert u, gij afkerige kinderen, spreekt de HEERE, want Ik heb u getrouwd; en Ik zal u aannemen, één uit een stad en twee uit een geslacht, en zal u brengen te Sion.
15 En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand.
16 En het zal geschieden wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN; ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden.
17 Te dien tijde zullen zij Jeruzalem noemen des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart.
18 In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israël; en zij zullen tezamen komen uit het land van het noorden in het land dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.
19 Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader; en gij zult van achter Mij niet afkeren.
20 Waarlijk, gelijk een vrouw trouwelooslijk scheidt van haar vriend, alzo hebt gijlieden trouwelooslijk tegen Mij gehandeld, gij huis Israëls, spreekt de HEERE.
21 Er is een stem gehoord op de hoge plaatsen, een geween en smekingen der kinderen Israëls, omdat zij hun weg verkeerd en den HEERE hun God vergeten hebben.
22 Keert weder, gij afkerige kinderen; Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot U, want Gij zijt de HEERE onze God.
23 Waarlijk, tevergeefs verwacht men het van de heuvelen en de menigte der bergen; waarlijk, in den HEERE onzen God is Israëls heil.
24 Want de schaamte heeft den arbeid onzer vaderen opgegeten, van onze jeugd aan; hun schapen en hun runderen, hun zonen en hun dochters.
25 Wij liggen in onze schaamte, en onze schande overdekt ons, want wij hebben tegen den HEERE onzen God gezondigd, wij en onze vaderen, van onze jeugd aan tot op dezen dag; en wij zijn der stem des HEEREN onzes Gods niet gehoorzaam geweest.

Heel duidelijk komt het overspel van Israël en de gevolgen naar voren. De ontrouw, de hoererij, de overtreding. En meteen erachter aan laat God Zijn Grote Hart en verlangen spreken: Keer terug tot Mij, en belooft: Ik blijf niet boos! Ik heb jullie getrouwd! (:14)

Jeremia 31:31-32

31 Zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken;
32 Niet naar het verbond dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage als Ik hun hand aangreep om hen uit Egypteland uit te voeren; welk Mijn verbond zij vernietigd hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE.

Zwart op wit geeft God Israël hier de belofte van een nieuw Verbond, een nieuw huwelijk!

Hosea 1:2,
2 Het begin van het woord des HEEREN door Hoséa. De HEERE dan zeide tot Hoséa: Ga heen, neem u een vrouw der hoererijen en kinderen der hoererijen; want het land hoereert ganselijk van achter den HEERE.

God geeft Hosea opdracht om een hoer te trouwen. Een uitbeelding van het overspel van de natie.

Hosea 2:1-6,
1 TWIST tegen ulieder moeder, twist, omdat zij Mijn vrouw niet is en Ik haar Man niet ben; en laat ze haar hoererijen van haar aangezicht, en haar overspelerijen van tussen haar borsten wegdoen;
2 Opdat Ik haar niet naakt uitstrope en zette haar als ten dage toen zij geboren werd, ja, make haar als een woestijn en zette haar als een dor land, en dode haar door dorst;
3 En Mij harer kinderen niet ontferme, omdat zij kinderen der hoererijen zijn.
4 Want hunlieder moeder hoereert; die henlieden ontvangen heeft, handelt schandelijk; want zij zegt: Ik zal mijn boelen nagaan, die mij mijn brood en mijn water, mijn wol en mijn vlas, mijn olie en mijn drank geven.
5 Daarom, zie, Ik zal uw weg met doornen betuinen, en Ik zal een heiningmuur maken, dat zij haar paden niet zal vinden.
6 En zij zal haar boelen nalopen, maar dezelve niet aantreffen; en zij zal hen zoeken, maar niet vinden; dan zal zij zeggen: Ik zal heengaan en keren weder tot mijn vorigen Man, want toen was mij beter dan nu.

18 en 19
18 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden.
19 En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen.

Wederom de belofte van een nieuw huwelijk, ditmaal blijvend!

Hosea 3 
1 EN de HEERE zeide tot mij: Ga wederom heen, bemin een vrouw die bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk de HEERE de kinderen Israëls bemint, maar zij zien om naar andere goden en beminnen de flessen der druiven.
2 En ik kocht haar mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halven homer gerst.
3 En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen naar mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch aan een anderen man geworden), en ik ook naar u.
4 Want de kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.
5 Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.

Weer wordt het overspel benoemd, en tegelijkertijd weer de belofte van bekering en herstel!

Jesaja 54:4-8
4 Vrees niet, want gij zult niet beschaamd worden, en word niet schaamrood, want gij zult niet te schande worden; maar gij zult de schaamte uwer jonkheid vergeten en den smaad uws weduwschaps zult gij niet meer gedenken.
5 Want uw Maker is uw Man, HEERE der heirscharen is Zijn Naam; en de Heilige Israëls is uw Verlosser; Hij zal de God des gansen aardbodems genoemd worden.
6 Want de HEERE heeft u geroepen als een verlaten vrouw en bedroefde van geest; nochtans zijt gij de huisvrouw der jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God.
7 Voor een klein ogenblik heb Ik u verlaten, maar met grote ontfermingen zal Ik u vergaderen.
8 In een kleinen toorn heb Ik Mijn aangezicht van u een ogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ontfermen, zegt de HEERE, uw Verlosser.

Ook hier weer: Gods grote vergevingsgezindheid en trouw. Zelfs de schaamte van de ontrouw zal vergeten worden!

Jes.62:5
5 Want gelijk een jongeling een jonkvrouw trouwt, alzo zullen uw kinderen u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid, alzo zal uw God over u vrolijk zijn.

Tot zover wat belangrijke gedeelten hierover uit het oude Testament. Er wordt op veel meer plaatsen over gesproken, ik heb me beperkt tot de belangrijkste.

Nieuwe Testament

Bruid, bruidegom en bruiloft
Deze woorden vinden we alleen in de Evangeliën en Openbaring
Mattheüs 9:15

15 En Jezus zeide tot hen: Kunnen ook de bruiloftskinderen treuren, zolang de Bruidegom bij hen is? Maar de dagen zullen komen wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en dan zullen zij vasten.

(vergelijk Markus 2:18-22 en Lukas 5:33-35)

Mattheüs 22:1-14 Gelijkenis van de koninklijke bruiloft
Mattheüs 25:1-13 Gelijkenis van de wijze en de dwaze maagden

Lukas 12:36
36 En zijt gij den mensen gelijk die op hun heer wachten, wanneer hij wederkomen zal van de bruiloft, opdat als hij komt en klopt, zij hem terstond mogen opendoen.

Johannes 2:1-12 Jezus verandert water in wijn op een bruiloft
Johannes 3:29 Johannes de Doper is de vriend van de bruidegom
Openbaring 19:7 en 8 (bruiloft)
Openbaring 21:2 en 9-14, (bruid, vrouw van het Lam)
Openbaring 22:17 (de Geest en de bruid)

Teksten uit de brieven die worden gebruikt om de gemeente als bruid te schetsen
2 Corinthiërs 11:2

2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus.

Efeze 5:22-32

22 Gij vrouwen, weest uw eigen mannen onderdanig, gelijk den Heere;
23 Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
24 Daarom, gelijk de gemeente Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen haar eigen mannen in alles.
25 Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;
26 Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord;
27 Opdat Hij haar Zichzelven zou heerlijk voorstellen, een gemeente die geen vlek of rimpel heeft of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.
28 Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief.
29 Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Heere de gemeente.
30 Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen.
31 Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten en zal zijn vrouw aanhangen, en zij twee zullen tot één vlees wezen.
32 Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit ziende op Christus en op de gemeente.

Merk op dat er géén sprake is van een bruid, noch van een bruidegom! 

Wat is er mis mee om de gemeente als bruid te zien? 

(mede naar aanleiding van de film “Before the Wrath*)

• De Bijbel gebruikt dit beeld niet om de gemeente aan te duiden. In de brieven vinden we wel andere beelden zoals:
De gemeente is het lichaam van Christus (Hij het hoofd),
Wij zijn de ranken (Hij de wijnstok),
Wij zijn levende stenen die gebouwd worden tot een tempel.
• De beelden die voor de gemeente gebruikt worden, laten zien dat er reeds gemeenschap is tussen de gelovigen en Christus. Een bruid heeft nog GEEN gemeenschap (gehad) met de man, maar ziet daar alleen verlangend naar uit.
• Een bruid maakt zichzelf mooi voor haar toekomstige bruidegom. Deze druk om onszelf te reinigen en op te poetsen wordt vaak ook op de gemeente gelegd. Maar in werkelijkheid is het Christus Die ons reinigt en heiligt zoals Efeze 5:26 zegt.
• Het bevordert de gedachte van de vervangingstheologie. Een beeld wat voor Israël is bedoeld, wordt toegepast op de gemeente.
• Het koppelt de avondmaalsbeker aan een romantisch idee over een bruidegom die een beker wijn aan de bruid geeft. De Bijbel geeft zelf echter aan wat de werkelijke betekenis van de avondmaalsbeker is.
(Matth. 26:17-30, Mark. 14:23, Luk. 22:14-20, 1 Kor. 10:16-17 en 11:23-26)
Als we al typologie toepassen dan moeten we deze beker verbinden met de viering van het Pascha, de uittocht uit Egypte, het bloed aan de deurposten.

Vandaag de dag zijn er veel bekende voorgangers die de gedachte gemeente=bruid koppelen aan verhalen die het “Joodse huwelijksritueel” verklaren. Als je gaat zoeken naar de bron van deze verhalen blijkt dat nogal speculatief te zijn. Ik denk dat we met speculatie heel erg op moeten passen, en dat zeker niet als “leesbril” moeten gebruiken om de Bijbel uit te leggen. De Bijbel verklaart zichzelf.

*Enkele citaten van de schrijver van “Before the wrath” over hoe hij de Galilese bruiloft ontdekt heeft:

But what were their wedding traditions like before the fall of the Temple? This is not an easy question to answer because few historians recorded anything about it. And why would they? Why would they waste valuable space on an expensive scroll recording the petty traditions of farmers and fishermen living in northern Judea? That is why there just isn’t much historical information out there.
The problem was, almost all of the available information about Galilean weddings was recorded in the New Testament of the Bible.
So I had to go back—way back—before the Romans burned the Herod’s Temple. I had to look at the bits and pieces of modern and medieval Jewish weddings and set aside everything they added over the centuries of their dispersion. What remained is where I began.

Outside the Bible, resources on this subject are rare, but there were enough of them to grind out a new set of lenses to see what Jesus was saying—especially when He mentioned a wedding. So, I put on these new glasses and started looking around. Gradually I began to notice references to the Wedding, the Bride, the Bridegroom and the Wife that, in all my years of Biblereading, I had simply read right past. At first glance, the imagery seemed mysterious and distant—flowery symbols with meanings veiled in a dark spiritual fog beyond all earthly penetration
As I wrote this book, I created a few hypothetical situations (the wedding processionals, the arrival of the caravan and so forth) in order to immerse the reader into the everyday life and thought processes of the people of Jesus’ day. These scenarios are, to an extent, idealized and assume a degree of romance, humor, good weather, available resources and family cooperation.

 

Zie ook op deze site:

De Bruidegom komt

Niet de Bruid

De bruid van Christus

De bruid van Christus

Overgenomen van Eindtijd in Beeld

De bruid

Van één van de lezers van eindtijdinbeeld.nl kreeg ik de volgende, treffende vraag. 

Als Jezus de bruidegom is, en Zijn Gemeente De Bruid, hoe moet ik dan de woorden uit Openbaringen 22:17 zien?

En de Geest en de Bruid zeggen: Kom! En die hoort, zegge: Kom! En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet. Opb. 22:17

Ik heb, in de gemeenten en kerken waar ik bij heb gezeten, altijd gehoord en begrepen dat de Gemeente de Bruid van het Lam is. De vraag die ik me stelde is: is de Bruid de Gemeente? En zo ja of zo nee, hoe legt de Bijbel dit uit?

 

Bruid en bruidegom

Als we in de Bijbel lezen over een bruid, is zij een vrouw. In mijn beleving is zij maagd en is er een man nodig die met haar wil trouwen, voordat zij een bruid genoemd kan worden. Nu wil ik niet een discussie starten over seks voor het huwelijk, maar volgens mijn overtuiging leert de Bijbel ons, dat wanneer een man en vrouw seks hebben gehad / één van vlees zijn geworden, zij voor God als één paar gezien worden, dus man-vrouw.

De bruid en de bruidegom hebben nog geen gemeenschap met elkaar gehad, zijn nog niet één van vlees en koesteren dat verlangen NATUURLIJK! En dat is zelfs Bijbels. Als ik bij de Bruid van het Lam hoor, moet ik toegeven dat ik dag in, dag uit gemeenschap met Hem heb. De Bijbel zegt zelfs dat ik met Hem al één ben! Ben ik nu wel of geen Bruid van de Here Jezus? Nee. Kennelijk niet.

Er zijn twee lichamen, dat één zullen worden, zoals een man en een vrouw één worden. Dat is de bruiloft van het Lam met Zijn Bruid.

Wie zijn wij dan?

Wij zijn, als wedergeboren christenen, Zijn lichaam! Dit staat voor 100% vast.

In de Bijbel wordt onze verhouding met de Here Jezus op verschillende manieren uiteen gezet, waarbij elke keer naar voren komt, dat Hij deel van ons is, zodat wij deel van Hem mogen uitmaken. Ik zou het rekenkundig willen uitdrukken als Hoofd staat tot lichaam als Christus staat tot Zijn Gemeente.

Lees meer

De Gemeente van Jezus Christus is géén kerk!

Om Zijn doel te bereiken gebruikt God mensen die zich aan Hem beschikbaar stellen. Geen kerkelijke instituties, die door de eeuwen heen tevergeefs hebben gepoogd Zijn koninkrijk op aarde te bouwen. Daardoor werd het zicht op de Gemeente van Christus, haar heerlijkheid en opname verduisterd. De brieven aan de gemeenten in Openbaring leggen diverse aspecten van dat feilen bloot. De machtsstructuren binnen kerkelijke organisaties staan veelal haaks op wat de Bijbel zegt over het functioneren van de Gemeente onder de éne Herder. Haar taak is te dienen, zoals de Heer Zelf kwam om te dienen, om vervolgens met eer en heerlijkheid te worden gekroond.

“Maar gij hebt uw eerste liefde verlaten.”

Meer:

Lid van een kerk?

“Kerklidmaatschap als keuze”

Gemeente, kerk of sekte

Over heilige koeien en kerkbezoek

De samenkomst niet nalaten…wélke samenkomst?

De Bruidegom komt

Bron: Bijbelarchief


studie over de positie van Israël en de Gemeente

”Want zo zegt de HEERE der heerscharen: Naar de heerlijkheid over u, heeft Hij mij gezonden tot die heidenen, die u beroofd hebben; want die u aanraakt,  die raakt Zijn oogappel aan.”  Zacharia 2:8

Inleiding

Toen ik nog niet zo lang gelovig was, werd mij, tijdens een Bijbelstudie, uitgelegd dat de Gemeente (of zo u wilt: de Kerk) van Christus Zijn Lichaam was. Er wordt echter ook geleerd, in diverse kerken en gemeenten, dat de Gemeente (Kerk) van Christus Zijn Bruid is…. en dat Israël, in het Oude Testament, voorheen deze Bruid was (geweest). Deze -en aanverwante leringen- worden veel gehoord. De Gemeente van Christus als Zijn Bruid is een reeds lang bestaande gedachte. Is dit nu een Bijbelse gedachte? In deze verkenning wil ik ingaan op een aantal Bijbelgedeelten om zo te zoeken naar een antwoord op de vraag: Wie is de Bruid van Christus? Toen deze studie -in conceptvorm- klaar was heb ik nog de brochure ”De bruidegom en de Bruid”, zie literatuuropgave, ter beschikking gekregen. Hoewel in die brochure duidelijke overeenkomsten met deze studie voorkomen hebben beide een andere invalshoek en worden er toch verschillende thema’s besproken. Bedoelde brochure is echter een aanrader voor verdere bestudering van het onderwerp.

N.B.:
Hoewel er meestal over de ”Kerk (van Christus)” wordt gesproken prefereer ik de uitdrukking ”Gemeente (van Christus)”.
De tussen haken staande cijfers, bijv: <1>, verwijzen naar de noten aan het eind van ieder hoofdstukje.

I    De positie van de Gemeente
”Uitgesloten van het burgerrecht Israëls, en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld”
          Efeze. 2:12

Voor de komst van Christus Jezus naar de aarde en voor zijn verzoenend sterven voor de mens(heid) had alleen Israël, dwz. de Joden, deel aan Gods heilsplan. De heiden, de niet Jood, was hiervan uitgesloten: ”zonder hoop en zonder God”. De enige uitzondering hierop vormden de zg. ’Proselieten’ of ’Jodengenoten’. Dit waren heidenen die tot het Jodendom bekeerd waren, en daarom tot de Joden gerekend (kunnen) worden.

Efeze 2:4-10.
Maar na het offer op Golgotha (de kruisdood van Jezus, waardoor ieder mens -die dit aanvaard- behouden is) gaf God in Zijn grote genade ook de heiden de kans om behouden te worden!

”Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave (=cadeau, gift) van God”
           Efeze 2:8

Die gave was Christus Jezus (vers 4-7) en door Hem zijn wij, heidenen, die ver
van God af waren, uitgesloten waren, dicht bij God gekomen: door het bloed van
Christus Jezus, wat verzoening bracht (Efeze 2:13).
Dit was mogelijk door de tijdelijke terzijdestelling van Israël, zo kwam het heil ’tot de heidenen’.

Ik wijs -vooruitlopend- op het woordje ”mede” in deze tekst, het komt drie maal voor:
– mede levend gemaakt met Christus;
– mede opgewekt;
– mede een plaats gegeven in de Hemelse gewesten.
Mede = met Christus uiteraard, maar er is -m.i.- meer aan de hand…

Wat is ”de Gemeente”?

1e. Efeze 1:22-23: de Gemeente is het lichaam van Christus; Hij is het hoofd
van dit lichaam.
2e. Efeze 2:21-22: de Gemeente is een tempel, heilig in de Here, in wie
de christen mede gebouwd wordt tot een woonplaats van Gods Geest.
(zie ook: Romeinen 12:5; Efeze 4:1-16)

Conclusie:
Christus Jezus is het HOOFD van de Gemeente; alle gelovigen (uit alle kerken en richtingen) vormen samen het lichaam, dat is de Gemeente; de gemeente is een heilige tempel.

In de oude tabernakel en later de tempel (van Salomo) woonde God (Ex. 40:34-38) bij het volk Israël (vgl. 2 Kronieken. 5:13-14). In de nieuwe tempel, Zijn Gemeente, woont Hij door Zijn Geest:

”Maar gij kent Hem, want Hij blijft bij u en zal in u zijn”   (Joh. 14:16-17)

De vervulling van deze belofte vind plaats, vgl. Hand.2:1-4. Opvallend detail: bij de inwijding van de tempel(2 Kronieken 5:12) zijn er 120 priesters aanwezig, die op de trompetten bliezen. Bij de uitstorting van de Geest zijn er 120 discipelen aanwezig (Hand. 1-15, 2:1). De priesters kunnen, wanneer de heerlijkheid van God komt, niet blijven staan om dienst te doen (vallen op hun aangezicht?).

Met deze 120 gelovigen begon Christus Jezus Zijn tempel, Zijn gemeente, te bouwen. Immers, de oude tempel -de verpersoonlijking van de wet- had afgedaan.
Christus had gezegd: ”Het is volbracht” en het voorhangsel scheurde (Luk. 23:45, Joh. 19:30). De WET was VERVULD, volbracht (Gal. 3:25, 4:4-5). Daarom kon God toestaan dat in het jaar 70 na Chr. de (aardse) tempel werd verwoest.

Het moment dat de Heilige Geest uitgestort werd en zij allen in andere talen (Hand. 2:7-8) begonnen te spreken was het begin. De Here deed een groot wonder, de Joden, uit alle landen, hoorden daar in heidense talen spreken over Gods grote daden. Zoals reeds voorzegd in Jes.28:11 ”Daarom zal Hij door belachelijke (Hand.2:13!!) lippen, en door een andere tong (=taal) tot dit volk spreken” De reden hiervoor vinden we in I Kor. 1:22;
”Overmits de Joden een teken begeren” maar: ”In de wet is geschreven: Ik zal door lieden van andere talen, en door andere lippen (=o.a. de gelovigen over de
hele wereld heden ten dage, welke andere talen, bijv. Nederlands, spreken) tot dit volk spreken, en ook alzo zullen zij Mij niet horen, zegt de Here” (I. Kor.14:21). Na de toespraak van Petrus komen er dan ongeveer 3000 mensen tot geloof. Zij ontvangen allen de gave van de Heilige Geest; dwz. zij worden allen vervuld met Gods Geest, ontvangen deze gave (gift) ook. Dat wil overigens niet zeggen dat zij allemaal ook in andere talen spraken. Hiervoor zijn geen schriftuurlijke aanwijzingen. De wonderen en tekenen geschieden door de apostelen.
(Hand. 2:43) De positie van de Gemeente is dus die van het LICHAAM van Christus, waarmee een NIEUW verbond is aangegaan. Over de positie van de Gemeente valt nog veel meer te zeggen. Voorlopig lijkt mij bovenstaande voldoende.

Lees meer

Gemeente, kerk of sekte

Uit het archief>>>

Door Ab Klein Haneveld
De woorden gemeente en gemeenten komen in het nieuwe testament 112 maal voor, altijd als vertaling van “ecclesia”. Met de Bijbelse kwalificaties lezen wij o.a. over “de gemeente Gods” en “de gemeente der eerstgeborenen”, waarmee gezinspeeld wordt op de goddelijke Stichter en Eigenaar van de gemeente. Ook lezen wij over “de gemeente te Antiochië”, “de gemeente Gods die te Korinthe is”, “de gemeenten in Azië”, “de gemeenten in Galatie, enz. Deze kwalificaties duiden op de verschillende geografische locaties van de gemeenten Gods. Maar wat is de betekenis van dit woord gemeente? Het gebruik van een bijbels woord buiten de Bijbelse betekenis is immers een verkrachting van de Bijbel!

Lees meer