Over heilige koeien en kerkbezoek

Vertaald uit het Engels.

Heilige koe =iets heiligs, waar je niet aan mag komen, boven alle kritiek verheven. In beton gegoten als het ware, onaantastbaar.

Onder veel Christenen bestaan er “heilige koe Bijbelteksten”. Hebreeën 10:25 is daar een van.
Daar staat:

“En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet dat de dag nadert.”

Dit vers wordt door nagenoeg elke kerk en elke voorganger of oudste misbruikt om er op te hameren “dat we toch vooral trouw elke zondag de kerk, danwel de samenkomst, moeten (blijven) bezoeken.”(redactie: regelmatig komt het betalen van “tienden” ook ergens in het verhaal voor). Sommigen leggen dan het tweede gedeelte van het vers zo uit dat hoe dichterbij in de week de zondag komt , des te meer we elkaar zouden moeten aansporen om de kerk te bezoeken. De meeste Bijbelleraren durven het naar mijn inzicht niet aan om deze heilige koe aan te raken, en wagen zich om die reden niet aan een eerlijke en onbevooroordeelde uitleg van dit vers.

Ik begrijp wel een beetje waar dat vandaan komt. Ik had jaren terug al door welke waarheid Hebreeën 10:25 ons wil leren. Maar ik koos ervoor het te negeren, en probeerde mezelf wijs te maken dat ik het verkeerd zag. Vrijwel iedereen zegt immers, ondanks dat het Grieks iets anders aantoont, dat we kerkgang vooral niet achterwege moeten laten. En aangezien er geen ander Schriftgedeelte te vinden is wat ook maar een beetje als bewijs zou moeten dienen, is het best tricky om deze heilige koe te slachten.

In mijn achterhoofd heb ik eigenlijk al die tijd geweten dat dit gedeelte helemaal niet over kerkgang gaat. Dit vers bespreekt iets heel anders, en dat wordt mede duidelijk uit het verband waar het in staat. Ik hoop dat dit artikel ertoe bijdraagt dat anderen dit ook gaan zien.


De verzen 23 en 24
Mijn bedoeling is om een eerlijke uitleg te geven van dit vers. Ik zou je willen aanmoedigen om heel hoofdstuk 10 aandachtig te lezen. Ik begin hier met vers 23.

23 Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vasthouden (want Die het beloofd heeft, is getrouw).

het Griekse woord voor “hoop” is “elpidos”, en het wordt overal ook zo vertaald. Dus het gaat hier over “de onwankelbare hoop vasthouden”. Onze trouwe God heeft het immers beloofd. Wat is deze hoop?
We kunnen van alles hopen. De Schrift echter, verwijst vaak naar onze hoop op de opstanding der doden, en onze verheerlijking bij de komst van onze Here Jezus Christus. In Handelingen 23:6 schrijft Paulus over

“de hoop en opstanding der doden”.

En in Handelingen 24:15 zegt hij dat hij “hoopt op God, die de Farizeeen ook hebben, dat er een opstanding der doden zijn zal, voor zowel rechtvaardigen als onrechtvaardigen.” Naar deze hoop verwijst hij ook in Handelingen 26:26 en 28:20. In Romeinen 5:2 noemt hij:

“de hoop der heerlijkheid Gods.”

Dit verwijst niet naar Gods heerlijkheid als zodanig, maar naar iets wat we hopen voor de toekomst. Dit verwijst naar de hoop op de heerlijkheid die God ons zal geven (zie Efeze 1:18).
Dat is ook waar Paulus in Romeinen 8:19-25 over schrijft:

19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
20 Want het schepsel is der ijdelheid onderworpen, niet gewillig, maar om diens wil die het der ijdelheid onderworpen heeft;
21 Op hope dat ook het schepsel zelf zal vrijgemaakt worden van de dienstbaarheid der verderfenis, tot de vrijheid der heerlijkheid der kinderen Gods.
22 Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe.
23 En niet alleen dit, maar ook wij zelven, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelven, zeg ik, zuchten in onszelven, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.
24 Want wij zijn in hope zalig geworden. De hoop nu die gezien wordt, is geen hoop; want hetgeen iemand ziet, waarom zal hij het ook hopen?
25 Maar indien wij hopen hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.

Ik zou nog veel meer Schriftgedeelten aan kunnen halen, maar ik volsta er met twee. In 1 Thessalonicenzen 4:13-14 verwijst Paulus opnieuw naar de opstanding tijdens de komst van Christus als onze hoop:

13 Doch, broeders, ik wil niet dat gij onwetende zijt van degenen die ontslapen zijn, opdat gij niet bedroefd zijt gelijk als de anderen, die geen hoop hebben.
14 Want indien wij geloven dat Jezus gestorven is en opgestaan, alzo zal ook God degenen die ontslapen zijn in Jezus, wederbrengen met Hem.

In Titus 2:13 zegt Paulus :

Verwachtende de zalige hoop en verschijning der heerlijkheid van den groten God en onzen Zaligmaker Jezus Christus;

Terug naar Hebreeen 10:24 waar staat:

En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping der liefde en der goede werken;

in de context, vanwege onze hoop op de heerlijkheid van de opstanding bij de komst van Christus, zouden we elkaar aanmoedigen tot liefde en goede werken.

Episunagōgē
Hebreeën 10:25 zegt dat we onze onderlinge bijeenkomst niet moeten nalaten. Onderlinge bijeenkomst is de vertaling van het Griekse woord Episunagōgē. Het woord komt ook voor op één andere plaats, in 2 Thessalonicenzen 2:1-2 waar het vertaald is als “onze toevergadering tot Hem”

1 EN wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus en onze toevergadering tot Hem,
2 Dat gij niet haastelijk bewogen wordt van verstand, of verschrikt, noch door geest, noch door woord, noch door zendbrief als van ons geschreven, alsof de dag van Christus aanstaande ware.

Er bestaat ook een werkwoordsvorm van, namelijk “episunagō. “Dat komt een aantal malen voor. Laten we er naar kijken.

Matt. 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild.

Een parallelvers is Lukas 13:34. “Bijeenvergaderen” is de vertaling van episunagō. De Here Jezus gebruikt de manier waarop een hen haar kuikens bijelkaar verzamelt als voorbeeld hoe Hij de kinderen van Jeruzalem bij elkaar wil verzamelen. Episunagō wordt hier gebruikt voor een bijeenverzameling met en bij Christus.

Math.24:30-31 30 En alsdan zal in den hemel verschijnen het teken van den Zoon des mensen; en dan zullen al de geslachten der aarde wenen en zullen den Zoon des mensen zien, komende op de wolken des hemels met grote kracht en heerlijkheid.
31 En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het ene uiterste der hemelen tot het andere uiterste derzelve.

“Zij zullen bijeenvergaderen is de vertaling van episunagō. Wederom een duidelijke verwijzing naar een bijeenverzameling met en bij Christus.

Markus 1:33 En de gehele stad was bijeenvergaderd omtrent de deur.

“Bijeenvergaderd is de vertaling van episunagō. De Here Jezus was in een huis waar Hij zieken genas. En de stad verzamelde zich bij de deur van het huis. Hoewel een relatief kleine manifestatie van een dergelijke bijeenkomst, is dit wederom een bijeenvergadering met en bij Christus.

Lukas 12:1 DAARENTUSSEN als vele duizenden der schare bijeenvergaderd waren, zodat zij elkander vertraden, begon Hij te zeggen tot Zijn discipelen: Vooreerst wacht uzelven voor den zuurdesem der farizeeën, welke is geveinsdheid.

“Als zij bijeenvergaderd waren” is de vertaling van episunagō. Dit vers spreekt over een grote menigte, bijeenverzameld bij Christus.
Op elke plaats waar episunagō voorkomt, verwijst het naar een verzameling bij/ tot Christus. Op één enkele andere plaats wordt het woord gebruikt voor de grote bijeenverzameling bij Christus, op de dag van Zijn komst en onze opstanding. Wanneer we zien dat episunagō gebruikt wordt in Hebreeën 10:25, zou het bij ons moeten gaan dagen dat het daar dan waarschijnlijk toch niet gaat over de zondagse kerkgang (of elke willekeurige andere dag van de week) maar over iets veel groters. Klopt dat met de context? Laten we kijken.

De dag nadert
Het vers zegt: “En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet dat de dag nadert.” Merk op, dat in plaats van na te laten, we elkaar zouden vermanen (of: vertroosten, bemoedigen) en des te meer als we zien dat de dag nadert. Welke dag?
Iets verderop in het hoofdstuk lezen we in de verzen 35-37

35 Werpt dan uw vrijmoedigheid niet weg, welke een grote vergelding des loons heeft.
36 Want gij hebt lijdzaamheid van node, opdat gij, den wil Gods gedaan hebbende, de beloftenis moogt wegdragen.
37 Want: Nog een zeer weinig tijds, en Hij Die te komen staat, zal komen en niet vertoeven;

“Hij die te komen staat” is zonder enige twijfel een verwijzing naar de Here Jezus Christus. We hebben geduld nodig (vers 36) om op die dag te wachten, de dag van Zijn komst. Blijkbaar konden sommigen dat geduld niet opbrengen, en vergaten of verloren de hoop op onze bijeenverzameling bij Christus bij Zijn komst.
Het bewijs van zowel de context als het belichte vers is zwaarwegend. Het leidt ons duidelijk naar de conclusie dat Hebreeën 10:25 zegt dat we de hoop van onze bijeenverzameling bij Christus niet moeten vergeten of verliezen, zoals sommigen wel deden. Integendeel: we zouden elkaar vermanen c.q bemoedigen met deze hoop, en dat des te meer omdat we de dag van Zijn komst zien naderen.

De verzen 26 en 27 geven de denkbeeldige omstandigheid als we dit nalaten:

26 Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over vo or de zonden,
27 Maar een schrikkelijke verwachting des oordeels, en hitte des vuurs, dat de tegenstanders zal verslinden.

Anders gezegd: dit nalaten is verliezen en vergeten waar onze verlossing naar verwijst: het negeren van de waarheid en willens zondigen…. Iedereen die zich hier schuldig aan maakt, komt onder de veroordeling en het noodlot van de tegenstanders. Maar vergeet niet: dit is een denkbeeldig voorbeeld. Vers 39 zegt ook:

39 Maar wij zijn niet van degenen die zich onttrekken ten verderve, maar van degenen die geloven tot behoudenis der ziel.

God Zelf zorgt ervoor dat gelovigen volharden zodat zij hun hoop niet zullen vergeten of verliezen.

Hebreeën 10:25 is en wordt misbruikt om te proberen het gelovige volk ervan te doordringen dat zij het kerkbezoek niet moeten nalaten. Eigenlijk is dit het enige gedeelte wat in de verte half als bewijs zou kunnen dienen. Maar dat is gewoon een verkeerd gebruik. Zowel het Grieks, áls de context ondersteunen die uitleg simpelweg niet. En waar we de echte betekenis in ogenschouw nemen, valt de les over kerkgang in duizend stukken kapot op de grond.

De waarheid is dat de ekklesia (verkeerd vertaald als “kerk” in veel bijbels) ; niet iets is waar we NAARTOE GAAN; het is wat we ZIJN. Als Christenen KUNNEN we onze bijeenkomst eenvoudigweg niet nalaten omdat we ALTIJD voor Gods aangezicht verzameld zijn. Wij ZIJN de vergadering, de gemeente, de “uit-geroepenen” van Christus.

Ekklesia betekent letterlijk vertaald “de uit-geroepenen”, door de Grieken destijds gebruikt om de mensen aan te duiden die uit de bevolking geroepen waren om leden van een volksvertegenwoordiging te zijn.
De Bijbel spreekt zeker ook over de ekklesia in een plaatselijke setting in een stad (kata) over huizen of families, en als samenkomen (=sunerchomai lett.) Maar er wordt nooit over gesproken als iets buiten ons, waar we naartoe gaan. Ook wordt plaatselijk samenkomen nergens opgelegd alsof het een plicht of voorwaarde zou zijn.

Samengevat vertelt Hebreeën 10:25 ons om de belofte en de gezegende hoop niet te verliezen, vergeten of nalaten (vers 23 en Titus 2:13) van onze toevergadering tot Christus bij Zijn komst (2 Thess 2:1) zoals sommigen de gewoonte hebben. Vanouds geloofden de Sadduceeën niet in de opstanding (zie Matt. 22:23)

Vandaag de dag zijn er velen die zichzelf Christen noemen, zoals vrijzinnige of liberale theologen, en preteristen, die niet geloven in een letterlijke en toekomstige wederkomst van de Here Jezus Christus en de opstanding van de doden. Ook anderen die ooit Christenen werden genoemd hebben hun hoop verlaten onder het credo “Mijn heer vertoeft te komen” (Matt.24:48) en “de opstanding is al gebeurd” (2Tim.2:18). Beide zijn ernstige vergissingen.

Hebreeën 10:25 leert ons dat we, in plaats van de belofte en de hoop te verliezen, we elkaar moeten be- en aanmoedigen, des te meer daar we de dag van Zijn komst dichterbij zien komen.

lees ook:

De samenkomst niet nalaten…wélke samenkomst?

Zijn de tekengaven nog voor nu?

Bron: http://www.internetbijbelschool.nl

Het traditionele standpunt

Het traditionele standpunt binnen de evangelische beweging is dat God een aantal geestesgaven na enige tijd niet meer gegeven heeft. Het gaat dan om de zogenaamde tekengaven: spreken in tongen, vertolken van tongen, krachten, gaven van genezingen en profetie (in engere zin).

De Geest is vrij

Het is mogelijk dat God dit heeft gedaan. Immers de Geest geeft de geestesgaven gelijk Hij wil (1 Kor. 12:11). Hij kan besluiten om te geven of niet te geven. De Geest van God weet welke gees­tesgaven op een bepaalde tijd in een bepaalde situatie nodig zijn.

De argumenten

De argumenten voor het standpunt dat God de tekengaven na enige tijd niet meer gaf zijn de volgende:

(1) De wonderen waren een bevestiging van de autoriteit van de apostelen en de apostolische boodschap. “door de handen der apostelen” (Hand. 5:12) “het teken van een apostel” (2 Kor. 12:12). Er zijn geen apostelen[1] meer.

(2) In de eerste tijd na het ontstaan van de gemeente was het Nieuwe Testament nog niet af en algemeen verspreid. God ving dit onder meer op door middel van directe boodschappen via profetie en vertaalde tongen. Toen het Nieuwe Testament af was en algemeen verspreid en aanvaard, was deze bediening niet meer nodig. De bijbel is genoegzaam. In de bijbel staat alles wat we moeten weten over de weg tot zaligheid en hoe we moeten leven[2]. Er zijn geen nieuwe normatieve, voor ieder­een geldige, openbaringen meer nodig[3]. Natuurlijk hebben we nog wel de leiding van Gods Geest nodig[4].

(3) De kerkgeschiedenis lijkt dit te bevestigen[5].

De tekengaven verdwenen na de eerste tijd. Uit de kerkgeschiede­nis blijkt dat alleen ketterse groeperingen, dat zijn groepe­ringen die leringen hadden die fundamentele waarheden uit de bijbel weerspraken, nog af en toe algemeen in tongen spraken en profeteerden.

Pas aan het begin van de twintigste eeuw zijn door de opkomst van de pinksterbeweging en weer wat later de charismatische beweging het spreken in tongen en de andere tekengaven weer opgekomen.

(4) De enige twee geestesgaven die gecontroleerd kunnen worden schijnen niet, of niet op bijbelse wijze, voor te komen en te werken.

Er zijn twee tekengaven waarvan gemakkelijk te controleren is of ze echt uit God zijn. De geestesgave van profetie[6] en de gees­tes­gave van genezingen. Wat de profetie betreft, daar kun je controleren of het voorzegde uitkomt. Wat de geestesgaven van genezing betreft, daar kun je controleren of de zieken genezen.

Er wordt tegenwoordig, in charismatische en pinksterkring, wel geprofeteerd, maar vaak zeer vaag en zonder concrete voorzeggin­gen. Profe­tie van het type Agabus[7], concreet voorzeggend en dus controleerbaar schijnt niet meer voor te komen[8]. En als het voorkomt, dan komt het vaak niet uit[9]. Waar zijn de profe­ten die voldoen aan de bijbelse nor­men?

Er zijn tegenwoordig christenen die beweren de geestesgave van genezing te hebben. Zij oefenen een genezingsbediening uit.

In de bijbel zien we herhaaldelijk dat ieder genezen werd (Dat was zo bij Jezus en ook op bepaalde momenten bij de apostelen), maar bij de moderne gene­zers uit de charismatische beweging lijkt het wel een lote­rij. Heel veel nieten, en heel af en toe een hoofdprijs. Er wordt voor duizenden gebeden en slechts een enkele ge­neest. Een bekende voorman en evangelist uit de Neder­landse pinksterbe­weging, die jarenlang rondgetrokken heeft met als motto “Jezus geneest”, schreef enkele jaren geleden in een boek dat er wel eens iemand was genezen[10] tijdens zijn samenkomsten. Hij zegt dat hij voor duizenden heeft gebeden en in Jezus naam de handen opgelegd voor genezing. En jawel, hij vermeldt enkele opmerke­lijke genezin­gen. Eén op de duizend? Wellicht nog minder. En hoe zat het met de enkele gelukkigen die genezen zouden zijn? Zijn er blinden ziende geworden, zijn verlamde mensen weer gezond geworden?

Genezing in antwoord op gebed heeft niet direct iets te maken met gaven van genezing. Genezing in antwoord op gebed kennen de gelovi­gen buiten de charisma­tische beweging ook[11], ook daar wordt voor zieken gebe­den en sommigen genezen, sommigen zelfs spectaculair.

Het is een feit dat de enige twee tekengaven (profetie en gene­zin­gen), waarvan het resultaat eenvoudig te controleren is, nauwelijks blijken voor te komen en te functioneren Dit doet met recht twijfelen aan de echtheid van de andere, moeilijker te controleren tekengaven.

(5) De tekengaven zijn niet essentieel voor de opbouw van de gemeenten en voor de voortgang van het evangelie. Dat blijkt opnieuw uit de kerkgeschiedenis. Er zijn vele machtige bewegingen van Gods Geest geweest, waarbij enorme aantallen mensen bekeerd werden en opgebouwd in gezonde bijbelse gemeenten, terwijl de tekengaven ontbraken. Denk aan de Reformatie, aan de grote opwek­king in Engeland en Amerika (The Great Awakening in de achttiende eeuw, en de opwekkingen in de negentiende eeuw). Denk aan de start van de moderne zendingsbeweging. Hudson Taylor, de pionier van de interkerkelijke zendingsbeweging. Op vele plaatsen is de gemeente van de Here Jezus geplant terwijl de tekengaven afwezig waren.

Een misverstand

Christenen uit de charismatische beweging beweren dat christenen die geloven dat God op dit moment bepaalde geestesgaven heeft terugge­trokken, niet zouden geloven dat God vandaag nog wonderen doet. Dat is echter niet waar. De traditionele evangelicals ver­wachten wel wonderen, echter niet vanwege bepaalde geestesgaven die ze zouden hebben, maar in antwoord op het gelovige gebed. Ook in onze gemeente hebben we grote antwoorden (en wonderbare genezin­gen) meegemaakt in antwoord op het gebed. De evangelist die door de Here is gebruikt om de gemeente in Middelburg op te richten heeft b.v. de wonderbare genezing van een dochter meege­maakt die ernstig ziek was. Ze was van het ene op het andere moment gene­zen.

“Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, slangen zullen zij opnemen, en zelfs indien zij iets dodelijks drinken, zal hun dat geen schade doe: op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen genezen worden.” (Marcus 16:17,18).

De Here Jezus zegt dit tegen de elven, tegen de apostelen (:14).

Er staat “de gelovigen”, dat is ruimer dan de apostelen.

De aankondiging dat tekenen de gelovigen zullen volgen staat in het verband van de evangelieverkondiging. In vers 15 geeft de Here Jezus de opdracht om het evangelie in de gehele wereld te verkondi­gen. In dat verband zegt Hij “als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen.” Met name in de situatie van de evangeliepre­diking, pionierzending, kunnen we deze tekenen verwachten.

Er worden vijf tekenen genoemd:

– boze geesten uitdrijven

– in nieuwe tongen spreken

– slangen opnemen

– iets dodelijks drinken zonder schade

– zieken de handen opleggen, zij zullen genezen

Twee tekenen spreken van Gods bescherming. Iets dodelijks drinken zonder daar schade te lijden, en slangen opnemen. In Hand. 28:3-7 staat een voorbeeld van het “slangen opnemen”, Paulus nam een slang op, werd gebeten, maar had geen last van het gif.

Drie van de vijf tekenen hebben niets met geestesgaven te maken: het uitdrij­ven van boze geesten, slangen opnemen, iets dodelijks drinken zonder schade. Het spreken in tongen wel (de geestesgave van het spreken in tongen). Het opleggen van de handen op zieken met als gevolg dat ze genezen worden mogelijk (de geestesgaven van genezing), maar het hoeft niet.

Een illustratie van het op zieken de handen leggen zien we in Handelingen 28:8,9. Paulus bad voor de zieken op het eiland Malta, hij legde hun de handen op, en zij werden genezen. Er staat niet “en sommigen werden genezen”, of “en een enkeling werd genezen”, nee, allen werden genezen.

Er staat “op zieken” en niet op “op de zieken”, zonder onder­scheid. Paulus en de andere apostelen en gelovigen deden dit naar alle waarschijnlijkheid onder leiding van God, en dan werden alle zieken waar voor gebeden werd ook genezen[12].

Kunnen we deze tekenen verwachten als gelovigen tegenwoordig het evangelie verkondigen?

God zal zeker beschermen en ook zijn boodschap bekrachtigen door het uitdrijven van demonen, door verhoring van gebeden (b.v. voor zieken). En als het God behaagt ook door nieuw tongen. Aan het eind van de negentiende eeuw is de grote zendingsbeweging ont­staan die het evangelie over de gehele wereld heeft gebracht. Als je de zendingsverslagen leest dan zie je alle genoemde tekenen worden vermeld, behalve het spreken in tongen[13]. Mensen die op gebed, en onder handoplegging, worden genezen. Bescherming, Nommensen, de “apostel” van de Batak stam[14], heeft inderdaad gif gedronken zonder dat hij er schade van had. De inlanders probeer­den hem op die manier te doden. Dit was naar hen toe inderdaad een teken van de waarheid van het evangelie dat Nommen­sen bracht.

Op de zendingsvelden is het uitdrijven van boze geesten een bekend gebeuren. Het spreken in tongen heeft echter alleen zin als teken voor de ongelovigen als er net als op de pinksterdag door de zendelingen in voor de ongelovigen bekende talen wordt gesproken. De ongelovige joden beseften dat discipelen eenvoudige mannen uit Galilea waren, die onmogelijk allerlei talen konden spreken, maar hen toch in hun eigen talen aanspraken. Dat kon niet en toch gebeurde het. Ze beseften dat er iets bovennatuur­lijks aan de hand was. Daarom waren ze buitenzichzelf van verwon­de­ring (Hand. 2:4,7-9).

Conclusie

Niet iedereen vindt het bovenstaande bewijs overtuigend. Persoon­lijk vind ik dat er tenminste sterke aanwij­zingen zijn die de overtuiging ondersteunen dat God, na de begin­tijd, de tekengaven (grotendeels of geheel) heeft teruggetrokken.

Praktisch gezien moet dit ons aansporen tot waak­zaamheid, speci­aal in situaties waarin we christenen tegen­komen die beweren dat ze de teken­gaven hebben ontvan­gen. Als ze net als in de tijd van de apostelen op grote schaal zieken zouden genezen (en niet één op de duizend of nog minder) en als ze geregeld profetieën zouden uit­spre­ken die controleerbaar zijn (van het type Agabus) en die daarna ook alle uitko­men, dan zal ik mijn stand­punt nog eens herzien, maar zolang dat niet gebeurt blijf ik om boven­staande redenen scep­tisch.

[1]Over de apostelen, zie hoofdstuk 9, punt 16, waar wordt besproken wat de bijbel zegt over de roeping tot en de geestesgave van apostel.

[2]Zie de bijbelstudie over de bijbel. De genoegzaamheid van de bijbel wordt besproken onder het punt “we moeten alleen geloven wat er in de bijbel staat.”

[3]Onderwijs via profetie is normaal gesproken niet meer nodig. De volle waarheid is nu beschikbaar in de bijbel. Een bediening zoals de profeet Agabus zou ook vandaag nog nuttig kunnen zijn. Hij voorzegde b.v. door Gods Geest dat er een hongersnood zou komen. De broeders in Antiochie beseften dat de christenen in Judea het dan zwaar zouden krijgen. Doordat ze het vooraf wisten konden ze op tijd anticiperen. Ze organiseerden een kollekte en stuurden het geld naar Judea, zodat er hulp was op het moment dat de hongersnood toesloeg. De afstanden waren groot, reizen kostte veel tijd.

[4]Over de leiding van Gods Geest zie studie 8 in “De prak­tijk van het Christenleven I.”

[5]Vanuit pinksterkant wordt daar tegenin gebracht dat het verdwijnen van de tekengaven een aanduiding is van het geestelijk verval van de kerk. Dit is moeilijk vol te houden als je enige kennis van de kerkgeschiedenis hebt. Ook tijdens geweldige opwekkingen, zoals b.v. de first en de second Great Awakening in Engeland en Amerika, was er geen algemene verspreiding van teken­gaven als spreken in tongen. Een voorbeeld, om de impact van de second Great Awakening in het midden van de negentiende eeuw te illus­treren. Voordat de opwekking begon waren op de hele univer­siteit van Harvard slechts een handvol studenten die er openlijk voor uitkwamen dat ze christen waren en de bijbel geloofden. Aan het eind van de opwekking bleek uit onderzoek dat een kwart van alle studenten deelnam aan de een of andere evangelische aktivi­teit. Het storende voor de pinksterbroeders die beweren dat het ver­dwijnen van de tekengaven een teken van geestelijk verval is verder het historische feit dat juist sekten, die fundamentele waarheden van het bijbelse geloof verdraaiden, wel in tongen spraken.

[6]Profetie hier opgevat in beperkte zin.

[7]

[8]Het zal ongetwijfeld voorkomen dat God christenen wel eens iets van te voren duidelijk maakt, voordat het komt. Maar als dit incidenteel voorkomt kun je dat moeilijk een profetische bediening noemen.

[9]De bijbelse norm voor het uitkomen van profetie is honderd procent.

[10]Ben Hoekendijk schrijft dat in zijn boek “Op zoek naar Balans” (uitgeverij Gideon, 1986, pagina 41). Hoekendijk is de oprichter van Stichting Opwekking. Deze stichting organiseert de grote pinksterconferentie (voorheen in Vierhouten), en geeft de bekende Opwekkingsbundel uit.

[11]Alleen zij stellen niet dat Gods woord zegt dat het Gods wil is dat iedere christen altijd geneest. In 9.11. wordt bespro­ken wat de bijbel zegt over genezing.

[12]Hij werd naar bepaalde mensen toegeleid, God gaf hem daar leiding in en geloof voor.

In andere situaties staat dat Paulus een medewerker ziek had achtergelaten. Die was dus niet genezen. Zijn medewerker Timot­heus was chronisch ziek, had chronische kwalen. Als Paulus de handen kon opleggen en bidden voor alle zieken met als gevolg genezing, waar hij ze ook maar tegenkwam, dan zijn het ziek achterlaten van zijn medewerker en de chronische kwaal van Timotheus niet te verklaren. Voor de bijbelteksten en uitgebreide bespreking van de geestesga­ven van genezing,

[13]Een uitzondering hierop vormen de pinksterzendelingen en de pinksterzendingsorganisaties, die in de loop van de twintigste eeuw zijn ontstaan.

[14]Dit is een grote stam, enkele miljoenen mensen, op het vroegere Sumatra in Indonesie. Nommensen is de pionierzendeling. Na een lange strijd is het Batakvolk massaal tot bekering geko­men. Het is een van de weinige christelijke volken in Indonesie.

De samenkomst niet nalaten…wélke samenkomst?

Afkomstig van een reeds lang niet meer bestaande website….

En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert. Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden (Hebreeën 10:25,26)

De “gemeenschap der heiligen” is een groot goed, maar helaas moeten we constateren dat bijna niemand weet wat het is, althans het in praktijk brengt. Want gewoonlijk zoekt iedere gelovige zijn of haar eigen kerkje of clubje op en distantieert zich daarmee van zovele andere gelovigen. Natuurlijk, praktisch gesproken is dit niet te voorkomen. Dat weet ik ook wel. Maar ook in de verdere gedragingen lijkt het wel alsof niet beleefd wordt dat Christus de gelovigen werkelijk één gemaakt heeft.

Het gebed van de Here Jezus in Johannes 17:21 is namelijk wérkelijk verhoord:

Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons een zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt.

Dit vers roept gelovigen niet op om bestaande kerkmuren te slechten! Nee, dit vers veronderstelt dat de eenheid tussen de gelovigen er is! Als we dat nu eens gaan beseffen, dan komt de gewenste praktijk er eventueel vanzelf wel. Geen “samen op weg” zonder de juiste geestelijke basis!

Maar nu iets over Hebreeën 10:25. Gewoonlijk wordt dit vers zo uitgelegd dat de christen het bezoeken van de wekelijkse gemeentelijke samenkomsten niet mag verzuimen. Heel dikwijls heb ik deze tekst zien “hangen” in ruimten waar christelijke samenkomsten worden belegd.

Hebreeën 10:25 handelt echter helemaal niet over de wekelijkse gemeentelijke samenkomsten! Als we de context hadden bestudeerd, zouden we nooit tot deze conclusie zijn gekomen. Leest u maar vanaf Hebreeën 10:19

19Dewijl wij dan, broeders, vrijmoedigheid hebben, om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus,

20Op een versen en levenden weg, welken Hij ons ingewijd heeft door het voorhangsel, dat is, door Zijn vlees;

21En dewijl wij hebben een groten Priester over het huis Gods;

22Zo laat ons toegaan met een waarachtig hart, in volle verzekerdheid des geloofs, onze harten gereinigd zijnde van het kwaad geweten, en het lichaam gewassen zijnde met rein water.

23Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vast houden; (want Die het beloofd heeft, is getrouw);

24En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping der liefde en der goede werken;

25En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten

(Hebreeën 10:19-25a)

Hebreeën 10:19-25 loopt parallel met een eerder gedeelte, te weten Hebreeën 4:14-16

14Dewijl wij dan een groten Hogepriester hebben, Die door de hemelen doorgegaan is, namelijk Jezus, den Zoon van God, zo laat ons deze belijdenis vasthouden.

15Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medelijden hebben met onze zwakheden, maar Die in alle dingen, gelijk als wij, is verzocht geweest, doch zonder zonde.

16Laat ons dan met vrijmoedigheid toegaan tot den troon der genade, opdat wij barmhartigheid mogen verkrijgen, en genade vinden, om geholpen te worden ter bekwamer tijd.

Hebreeën 10:25 roept ons op om te naderen tot de hemelse Hogepriester! Hij die nu Zijn werk doet in het hemelse heiligdom, roept ons op om te komen tot de genadetroon in de hemel. Dát is de bijeenkomst van de gelovige waartoe hij of zij wordt opgeroepen. Dus geen bijeenkomst op aarde, maar in de hemel.

Het woord dat wordt vertaald door “onderlinge bijeenkomst” [Gr. episunagoge] komt alleen nog maar voor in 2 Thessalonicenzen 2:1 met betrekking tot de opname van de Gemeente:

En wij bidden u, broeders, door de toekomst van onzen Heere Jezus Christus, en onze toevergadering tot Hem.

Straks zullen álle gelovigen worden opgenomen tot de Hemelse Hogepriester. Nu op aarde worden de gelovigen opgeroepen om geestelijk in te gaan in het heiligdom, om te naderen tot de troon der genade. Dit ingaan behoort tot de geestelijke levenswandel van de volwassen gelovige. Helaas, te veel christenen zijn op dit punt “traag in het horen” geworden (zie Hebreeën 5:11-14). Wellicht dat dit ook verklaart waarom Hebreeën 10:25 zo verkeerd wordt uitgelegd?

Volgens Hebreeën 10:35 heeft deze vrijmoedigheid een grote beloning. Verzuimt een christen namelijk om in te gaan in het heiligdom, dan valt hij of zij onder het oordeel van Hebreeën 10:26-31. Zoals we elders al hebben aangetoond, handelen deze verzen niet over de eeuwige behoudenis, maar over het verlies van loon.

Bijbelstudieserie ‘Onze onderlinge bijeenkomst’ 

Lees ook:

Over heilige koeien en kerkbezoek

Top 5 valse leraren in Nederland april 2020

Bron: Youtube

 

Bijsluiter:

Korte impressie van de top 5 dwaalleraren die nu in Nederland actief zijn.
Over elk van hen heeft Robbert Veen al video’s gemaakt om hun dwaalleer te bespreken en aan te tonen. Er is een tijd gekomen dat de mensen de gezonde leer niet meer verdragen. Velen hebben een verwend oor en verzamelen zich leraren overeenkomstig hun persoonlijke verlangens. Daardoor keren zij zich af van de volle waarheid en richten zich op allerlei verzinsels, valse berichten over genezingen en allerlei spektakel – tongentaal, Gods stem verstaan, in de autoriteit van Jezus gaan staan, het Koninkrijk uitbreiden door “land” te veroveren. Het is meestal gebaseerd op een oppervlakkige en verkeerde exegese waarin allerlei teksten stomweg op ons worden toegepast, en het maakt dan werkelijk niet uit tot wie en over wie het oorspronkelijk gezegd is.